Foto: Kelly Sikkema via Unsplash

Het is mei 2023. Nederland zit middenin de jaarlijkse lockdown. Het corona-vaccin blijkt slechts gedeeltelijk bescherming te bieden tegen COVID-22 en het RIVM ziet zich gedwongen om op te schalen naar Code Zwart. Alleen de Brengers mogen nog naar buiten, in hun speciale pakken. Verder zit werkelijk iedereen binnen. De meeste mensen thuis, en de Vitale Beroepers op hun werk. Dat is niet makkelijk, natuurlijk. Ook al zijn alle vitale bedrijven erop ingericht, toch is het geen pretje om weken, soms maanden, met je collega’s door te brengen in plaats van met je geliefden. 

De Vitale Beroepers worden daarom nu een stuk beter betaald dan vroeger; dit tot grote tevredenheid van de vakbonden. Omdat alle vitale sectoren nu staatsbedrijven zijn, is hun rechtspositie ook uitstekend. Daar staat dus tegenover dat ze elk jaar wel een paar weken hun gezin niet zien. En voor sommigen ook dat ze gevaar lopen, ondanks alle beschermende maatregelen.

Dat laatste geldt ook voor de Brengers. De mensen die zorgen dat het leven tijdens een lockdown zo veel mogelijk door kan gaan. Tienduizenden extra postbodes, pakketbezorgers, pizza- en andere koeriers, vuilnismannen en Uber-chauffeurs (in hun auto’s met afgesloten, zelfreinigend passagiersgedeelte). Ook de Corrie’s, de extra toezichthouders die de corona-regels moeten handhaven, worden tot deze categorie gerekend, ook al komen ze eigenlijk niets brengen of halen.

Ook de Brengers worden redelijk betaald, al is er veel concurrentie. In tegenstelling tot de Vitale Beroepers hebben ze weinig zekerheid. Als er geen lockdown is, is er geen behoefte aan hun diensten en moeten ze iets anders doen. Dat kan prima, want er is genoeg werk dat alleen bestaat als er juist géén lockdown is. Van serveerster tot pianoleraar en van personal trainer tot bruiloftsfotograaf: tijdens een lockdown zijn ze allemaal Brenger.

En zo hebben we de anderhalvemeter-economie vormgegeven. “Met elkaar, sociaal en liberaal”, ik hoor het premier Jetten nog zeggen. Links is blij, want er zijn veel “echte banen” bijgekomen, die ook nog eens goed betaald worden. Rechts is blij, want er kan weer ondernomen worden (en de overheid dekt de meeste risico’s). Alleen de SP klaagt af en toe over de rechtenloze zzp’ers. De meeste mensen vinden dat gezeur. Er is immers werk genoeg, ook tijdens een lockdown. En soms begint er weer iemand over duurzaamheid. Dat duurt nooit lang.

Een buitenlandse socioloog schreef op verzoek van de VN een rapport over onze anderhalvemeter-economie. Het is nog geheim, maar ik mocht het inzien. “Nederland is een klassenmaatschappij”, schrijft ze. “De ongelijkheid is groter dan ooit. Alleen is het niet meer het geld, maar de risico’s die zeer ongelijk verdeeld zijn. Het ene deel van de bevolking doet al het werk dat onveilig en/of onzeker is. Het andere deel ondervindt slechts lichte hinder bij een uitbraak; zij zijn erin geslaagd alle risico’s buiten te sluiten en ook hun inkomen loopt geen gevaar. Jongeren en lager opgeleiden bevinden zich grotendeels in de eerste groep, en ook vrouwen zijn er oververtegenwoordigd. Dit moet vroeg of laat tot grote sociale onrust leiden.”

Dat rapport zal wel heel lang in quarantaine gaan, denk ik.

Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.