Foto: Norbert Tóth via Unsplash

“Het spijt me. Het is niet het resultaat waar we op hoopten. Op de scan zijn uitzaaiingen gevonden in de lever. Acht om precies te zijn.”

Zo heb ik dat ook ooit geleerd, een slechtnieuwsgesprek voeren. Geen valse hoop wekken. Niet om de hete brij heen draaien. Met de deur in huis vallen. Eerst moet het bruine water de kraan uit. En vervolgens: mogelijkheden schetsen. Handelingsperspectief bieden.

Dat laatste probeerde de arts ook wel, hoorde ik later op de opname die ik had gemaakt. Maar geloof me, als je net te horen hebt gekregen dat je leverkanker hebt, kun je geruime tijd geen andere informatie opnemen.

Vier weken daarvoor was er nog weinig aan de hand. Toen kwam er een telefoontje van het bevolkingsonderzoek darmkanker, waar ik aan mee had gedaan, met een uitnodiging voor een vervolgonderzoek. Twee weken later had ik een tumor in mijn dikke darm. Dat was schrikken, maar goed, zo’n tumor haal je weg en dan ga je weer door. En weer twee weken later was er dit.

Dit is andere koek. “De prognose is niet gunstig.” Wat zoveel wil zeggen als: “We gaan kijken wat we voor je kunnen doen.”

“We,” dat zijn in dit geval de oncologen van het UMCG, waarnaar ik binnenkort word doorverwezen. Maar daar moet ik me nog niet druk om maken. Eén stap tegelijk. Eerst moet die tumor eruit, of eigenlijk het stuk darm waar hij in zit. Dat is al vervelend genoeg. Het ding zit op een lastige plaats. In het beste geval kan het laparoscopisch, en ben ik na twee nachten weer thuis. In het slechtste geval moet ik toch open en krijg ik een tijdelijk stoma om de twee stukken darm rustig aan elkaar te kunnen laten groeien.

Het zal allemaal wel. Ik kan me er werkelijk niet druk over maken.

“Hoe voel je je nu?” Over een paar weken kan ik die vraag waarschijnlijk niet meer horen, maar op dit moment denk ik nog elke keer serieus na over het antwoord. Ik weet niet hoe ik me voel. Ja, ik ga hier waarschijnlijk aan dood. Maar vandaag nog niet, en morgen ook niet, en het heeft niet veel zin om verder vooruit te kijken.

Het nieuws veroorzaakt ook een soort van algehele staat van paraatheid die eigenlijk wel prettig is. Alles is intenser, ook de mooie dingen. Een ander effect: het is ineens glashelder wat belangrijk is en wat niet, waar ik tijd en energie in moet stoppen en waarin niet.

En dan voel ik nog iets vreemds, iets wat ik moeilijk kan plaatsen. Een gevoel dat het wel klopt zo. Opluchting bijna. Waar komt dat nu weer vandaan? En mag ik dat wel voelen? Word ik niet geacht om te vechten tegen de kanker?

Van mijn huisarts heb ik een doorverwijzing voor gespecialiseerde psychologische hulp, maar daar is een wachtlijst van drie maanden voor.

Nu ik dit van me af heb geschreven (“Altijd van je áf schrijven!”), twijfel ik of ik het moet posten. Het is geen verhaal. Het heeft geen kop, geen kont, geen boodschap. Nou ja, misschien komt dat nog.