Foto: Mohamed Nohassi via Unsplash

Als alles goed gaat, ben ik over tien dagen kankervrij.

Negen maanden geleden kreeg ik te horen dat ik uitgezaaide darmkanker had. Zonder behandeling zou ik maximaal nog een maand of negen te leven hebben. Met behandeling misschien een of twee jaar langer, of ik moest heel veel geluk hebben.

Ik heb dus heel veel geluk gehad. (Al mijn bijgeloof zegt me dat ik beter nog twee weken kan wachten voordat ik dit uitspreek, maar goed.)

Ik heb over deze reis geprobeerd te schrijven, hier op mijn blog. Dat was niet altijd makkelijk. Ik was het niet gewend om openhartig en persoonlijk te zijn, en ik vroeg me af wat een ander er aan had – je wilt immers geen stukken lezen waarin iedere zin met “ik” begint. 

Ergens tijdens de eerste of tweede ronde chemo bemerkte ik bij mezelf acceptatie. Geen berusting, ik kende de uitkomst immers nog niet, maar wat het ook zou zijn, het zou goed zijn. Na een tijdje begreep ik dat dit een soort mentale verdediging is, om te voorkomen dat je blijft hangen in boosheid en angst, maar ik vond het behoorlijk verwarrend. “Het is wel goed zo. Het is mooi geweest.” – Nog nooit eerder had ik zoiets gevoeld (al was ik wel direct in februari lid geworden van de NVVE).

Het was een spagaat. Aan de ene kant deed ik mijn best om fysiek en mentaal zo fit mogelijk te blijven, om mijn lichaam een zo groot mogelijke kans te geven. Aan de andere kant was ik afscheid aan het nemen. Aan het onthechten. Ik probeerde erover te schrijven in termen van hoop en vrees, en zo snapte ik dat het er allebei tegelijk kon zijn (“mag zijn”, zegt mijn therapeute).

Maar nu, althans over twee weken, als alles goed gaat tenminste, dan moet de knop weer om. Afscheid nemen kan nog wel even wachten.

Tijdens het onbewuste proces om te komen tot de gedachte “het is mooi geweest” kwamen alle dingen langs die het mooi hebben gemaakt, mijn leven. De dingen waar ik trots op ben. De dingen waar ik blij van word als ik eraan terugdenk. Vrede hebben met de dood is eigenlijk vrede hebben met je leven, denk ik, ondanks alle onvolkomenheden, en ondanks alles wat er niet van gekomen is.

De reis zit er nog niet op, wil ik maar zeggen. Ik moet nog terug naar huis.