Vorige week is mijn moeder overleden. Ze ging naar de huisarts met pijn in de rug, die maar niet overging. Het bleek alvleesklierkanker in een vergevorderd stadium. Niets meer aan te doen, behalve pijnbestrijding. Drie weken later was ze dood.
Ik ga hier niet over mijn moeder schrijven, want dat gaat niemand iets aan en bovendien zou ze dat zelf niet gewild hebben. Daar was ze veel te bescheiden voor. Mijn moeder was van de generatie die door mede-Hagenezen Kees van Kooten en Wim de Bie ‘Kleuters 40-45’ is gedoopt. Mijn vader is dat ook, trouwens. Deze generatie, die aan het uitsterven is, kon nog tevreden zijn. Ze beseften dat ze het goed hadden, maar ook dat dat niet vanzelfsprekend was. Daarna kwamen de boomers, en toen ging alles mis.
De schuifdeuren, het doorgeefluik, de V2’s en de bommen: veel uit onderstaande video gaat voor mij over de kleuterjaren van mijn ouders. Het is goede televisie, en veel leuker dan verhalen over kanker.
(Tekst gaat verder onder de video.)
Mijn eigen kleuterherinneringen zijn op de vingers van twee handen te tellen. Sneeuwballen gooien met mijn oom en tante voor de Christus Triumfatorkerk. Kikkervisjes vangen in de vijver voor ons huis in Voorburg. Dagjes naar het strand in Scheveningen. Jaren geleden kwam ik erachter dat ik me deze gebeurtenissen alleen maar herinner omdat er foto’s van bestaan.
Er is één uitzondering. Ik sta met mijn moeder in een winkel. Het is druk en het is winter, want ze heeft haar lange wollen jas aan, eentje met een wit-bruin visgraatmotief. Ik ben nog geen meter hoog en ik zie vooral jassen en benen, en een paar meter voor me de vitrine. Er liggen worsten in, en andere soorten vlees. Als ik weer opzij kijk, zie ik de jas niet meer. In paniek draai ik me om en wurm me langs een paar benen. Gelukkig, daar is de visgraatjas. Ik klamp me eraan vast en kijk omhoog, recht in het gezicht van een wildvreemde mevrouw. Twee angstige tellen later hoor ik de stem van mijn moeder, achter me: “Ronald, hier ben ik.”
Maar nu is ze echt weg.