Toen Ritzo en ik research deden voor ons boek, vonden we dat er tenminste één eigenschap is die je moet bezitten als je de ambitie hebt om ondernemer te worden: je moet kunnen omgaan met onzekerheid. Nu ben ik geen heel succesvol ondernemer, maar ik red me al ruim twintig jaar, dus ik dacht te weten dat het met deze eigenschap wel goed zit. Dat valt best tegen.

In hetzelfde boek beweren we ook dat de typische ondernemer een optimist is, een etiket dat ik niet zo snel op mezelf zou plakken, omdat ik daarbij denk aan een blij ei dat de hele dag “joepie joepie” roept. Maar de laatste weken ontdek ik dat ik wel beschik over een bepaalde vorm van optimisme, namelijk hoop. Hoop zou ik willen omschrijven als: een positieve uitkomst voor mogelijk houden en daar naar handelen. Hoop is, denk ik, een voorwaarde om om te kunnen omgaan met onzekerheid, en ook een voorwaarde om wat dan ook te ondernemen. Zonder hoop is er weinig reden om uit bed te komen.

Onzekerheid geeft ruimte voor hoop. Maar het is een glijdende schaal van hoop via ongefundeerd vertrouwen naar zelfbedrog. Volgende week hoor ik of mijn darmoperatie geslaagd is en de twee stukken dikke darm netjes aan elkaar zijn gegroeid, zodat mijn stoma in principe kan worden opgeheven. Volgende maand ga ik in de MRI-scanner om te zien of de chemo aanslaat. In augustus wordt duidelijk wat het resultaat is van de chemo, en wat de verdere behandelopties zijn. Minder onzekerheid is ook minder ruimte voor hoop, als je pech hebt.

Als vanzelf focus ik me tot nu toe op de extreme uitkomsten: doodgaan of beter worden. Maar veel waarschijnlijker is iets er tussenin. Een lange strijd met af en toe een overwinning en af en toe een nederlaag. Af en toe een orgaan dat niet meer te redden is, net zo lang tot er iets aan de beurt is waar je niet zonder kunt. Nu ik me regelmatig tussen medepatiënten bevind, begin ik een beeld te krijgen van wat er allemaal mogelijk is, qua ziekteverloop.

Goed beschouwd is er alle reden om de dag te plukken, want waarschijnlijk word ik voorlopig niet gezonder dan ik nu ben, en is er steeds minder ruimte om te hopen dat dat verandert.

Deze analyse klinkt juist weer pessimistisch, dat besef ik, maar de conclusie is dat ik maar het best optimistisch, hoopvol en ondernemend kan zijn, zolang daar ruimte voor is. In ieder geval doorgaan met de soepzondagen, dus. En verder veel oefenen met “joepie joepie” roepen.

Er bestaat gespecialiseerde psychische hulpverlening voor kankerpatiënten, maar de wachtlijst daarvoor bedraagt vier maanden.