Foto Hans-Peter Gauster via Unsplash

Mijn gemoedstoestand de afgelopen week was: in de war.

Mijn therapeute, die mijn blog had gelezen, suggereerde dat ik erover moest gaan schrijven, “want dat helpt je om de dingen op een rijtje te krijgen, toch?”. Ik antwoordde dat ik wel materiaal nodig had om te beginnen. Brokstukken. Hompjes klei. Maar nu was alles een dikke brei, een en al beweging bovendien. We concludeerden dat er niets anders op zit dan te wachten tot de modder is neergedaald en het water minder troebel wordt.

Vorige week was ik bij mijn oncoloog om de uitslag van de laatste scan te bespreken. Zoals zijn gewoonte is, viel hij met de deur in huis: “Goed nieuws!” Hij draaide zijn monitor om en liet me meelezen. “Op dit moment geen metastases waarneembaar”, stond er.

Ook goed nieuws kan je totaal uit het lood slaan.

Natuurlijk was ik blij, maar ik voelde nog  veel meer door me heen gaan. Twijfel (‘wat betekent dit?’), tegenzin (‘ik wil dit niet nog een keer’) en zelfs teleurstelling (‘ik ben al maanden afscheid aan het nemen, had daar eindelijk vrede mee, en nu dit weer’).

Wat het betekent, dat werd in de rest van het gesprek wel duidelijk. Mijn kanker is agressief, groeit heel snel, maar krimpt ook snel. Het probleem is: met alleen chemo krijg je de kanker wel klein, maar niet dood en weg. Daarvoor is een operatie of andere ingreep nodig. En opereren kan pas als je een tijdje chemo-vrij bent, anders groeit de boel niet meer aan elkaar. De kunst is dus om mijn kanker lang genoeg in een enigszins stabiel, operabel evenwicht te houden, en het is zeer, zeer de vraag of dat lukt – maar het is theoretisch mogelijk, dus er is weer hoop.

Dat andere gesprek, met mijn therapeute, over schrijven, nam ook een interessante wending. “Waarom ga  je niet iets voor je kleinzoon schrijven?”, vroeg ze. “Er is vast van alles wat je zou willen vertellen, waar hij nu nog te klein voor is”. Dat vind ik een interessante gedachte. Het zou een mooie kapstok kunnen zijn om allerlei teksten aan op te hangen. Lang en kort, persoonlijk en beschouwend, fictie en werkelijkheid. Mijn nalatenschap, zou je kunnen zeggen, maar daarmee wordt het wel weer heel groot; het laatste wat ik wil is mezelf de druk opleggen van iets dat af moet voordat ik dood ga. Je moet sterven zoals je geleefd hebt, zeggen ze, en in mijn geval is dat lummelend. Tijd zat. Toch?